Toelichting golfterreinen
Elk gewas heeft voedingsstoffen nodig. De nutriënten waar een gewas het meest van nodig heeft, zijn stikstof (N), zwavel (S), fosfaat (P), kalium (K), calcium (Ca) en magnesium (Mg). De andere essentiële nutriënten zijn de sporenelementen ijzer (Fe), zink (Zn), mangaan (Mn), koper (Cu), borium (B), molybdeen (Mo) en chloor (Cl). Een gewas heeft van sporenelementen relatief weinig nodig, maar een tekort kan bij ieder gewas opbrengst- en of kwaliteitsverlies veroorzaken.
De nutriënten natrium, silicium, kobalt, selenium kunnen ook van belang zijn voor onder andere opbrengst, kwaliteit, weerbaarheid, stevigheid en vruchtbaarheid.
Nutriënten kunnen elkaar ook beconcurreren. Als bijvoorbeeld de Mg-toestand 'goed' is maar de K-toestand 'hoog' is, kan er alsnog een Mg-tekort ontstaan, doordat het gewas meer moeite heeft om de magnesium te vinden in de bodem. De adviesgiften houden derhalve ook rekening met deze interacties.
Bij het nieuw aanleggen van tees, greens of fairways, de geadviseerde giften voor N, P en K door de bovenste 10 cm werken.
In het eerste jaar na aanleg verandert de toestand van de bodem sterk. Om het jaar na aanleg op juiste wijze te bemesten wordt een nieuw grondmonster aanbevolen.
Het analyseren van het maaisel is een goed hulpmiddel om te beoordelen of het N- en P-gehalte in het gras voldoende zijn en daarmee of de bemesting op orde is. U kunt hiervoor een GewasCheck aanvragen.
Voor greens is het gegeven advies afgestemd op een grasmat die voornamelijk bestaat uit een mengsel van roodzwenk en struisgras. Ook is aangenomen dat het maaisel wordt afgevoerd bij een maaihoogte van 0,5 cm.
Voor tees is het gegeven advies afgestemd op een grasbestand met vooral veldbeemd en roodzwenkgras. Vooral als het hoofdbestanddeel uit veldbeemd bestaat, is het wenselijk extra aandacht aan een optimale fosfaat-, kalitoestand en de zuurgraad te besteden.
Voor fairways is het gegeven advies gericht op een grasmat die voornamelijk uit roodzwenk en struisgras bestaat. Verder is rekening gehouden met een maaihoogte van ca 2 tot 3 cm en er geen afvoer van het maaisel plaats vindt. In geval het hoofdbestanddeel van de grasmat uit veldbeemd bestaat, dient er een hogere bemesting te worden aangehouden en is een hogere pH gewenst.
Voor bestaande greens, tees en fairways geldt dat de mate van bijbemesting in de zomerperiode afhankelijk is van groei, weersomstandigheden, maaifrequentie, dichtheid van de grasmat en het type meststof. Afhankelijk van de situatie kan aanpassing van het advies noodzakelijk zijn.
Om de toestand van bodem en gewas te bepalen kunt u in de zomerperiode een BijmestMonitor nemen. Deze analyse geeft inzicht of verdere bemesting nodig is.