Toelichting mais

Elk gewas heeft voedingsstoffen nodig. De nutriënten waar een gewas het meest van nodig heeft, zijn stikstof (N), zwavel (S), fosfaat (P), kalium (K), calcium (Ca) en magnesium (Mg). De andere essentiële nutriënten zijn de sporenelementen ijzer (Fe), zink (Zn), mangaan (Mn), koper (Cu), borium (B), molybdeen (Mo) en chloor (Cl). Een gewas heeft van sporenelementen relatief weinig nodig, maar een tekort kan bij ieder gewas opbrengst- en of kwaliteitsverlies veroorzaken.

De nutriënten natrium, silicium, kobalt, selenium kunnen ook van belang zijn voor onder andere opbrengst, kwaliteit, weerbaarheid, stevigheid, vruchtbaarheid, smakelijkheid en uiteindelijk (dier)gezondheid.

Elementen kunnen elkaar ook beconcurreren. Als bijvoorbeeld de Mg-toestand 'goed' is maar de K-toestand 'hoog' is, kan er alsnog een Mg-tekort ontstaan, doordat het gewas meer moeite heeft om de magnesium te vinden in de bodem. De adviesgiften houden derhalve ook rekening met deze interacties.

Meer informatie over de verstrekte adviezen per onderdeel

Organische bemesting

Dierlijke mest die diep is ondergeploegd heeft weinig effect tijdens de jeugdgroei van mais. Let er daarom op dat de mest in de bovenste 10 cm van de bouwvoor terecht komt.

Fosfaat en rijenbemesting

Het gewasgerichte advies is gebaseerd op de behoefte van het gewas, en de aanwezige nutrienten (beschikbaar en als voorraad). We maken daarom geen onderscheid meer in het P-advies voor snijmais in vruchtwisseling en in continue teelt.

In meerdere proeven is aangetoond dat het effect van rijenbemesting alleen zichtbaar is bij een lage P-beschikbaarheid. Past u tochrijenbemesting toe bij de P-bemesting van snijmais, halveer dan het gewasgerichte P-advies

Natrium

Uit onderzoek blijkt dat een natriumgift voor de teelt van mais niet zinvol is. Er wordt dus geen waardering en advies gegeven. Natrium wordt echter wel gemeten omdat het onderdeel is van het klei-humuscomplex (CEC-bezetting).