Vuistregels voor het maken van kuil met goede voederwaarde.
15 april 2021 - Veehouderij
Welke effecten hebben jong of laat maaien, droog of natter inkuilen op de uiteindelijke voederwaarde van de kuil? Hoe krijg je onder die verschillende omstandigheden een kuil die goed bruikbaar is voor de koe? We zetten een aantal vuistregels op een rij die je kunnen helpen met het kuilproces.
Basispunt voor het maken van een kuil is het uiteindelijke rantsoen dat je voor ogen hebt. Zo kan je door jonger te maaien het eiwitgehalte van de kuil verhogen. Dat past goed bij een rantsoen met een groot aandeel mais. Houdt bij het inkuilen rekening met de volgende vuistregels:
- Oogst je jong of erg goed verteerbaar materiaal? Kuil het product dan wat droger in (45-50% droge stof). Daarmee rem je de verteringssnelheid zodat de koe de hoge voederwaarde goed kan benutten.
- Oogst je een zwaardere structuurrijkere snede? Kuil dan wat natter in (35- 40% droge stof). Door wat natter in te kuilen zorg je ervoor dat de kuil, ondanks het hoge aandeel celwand, nog goed verteerbaar is en goed gegeten wordt.
Te snel verteerbaar voor de koe
Het maken van een goede kuil gaat in de basis om het creëren van de juiste balans tussen voederwaarde en benutting door de koe. Voor een hoge voederwaarde, kun je bijvoorbeeld het beste jong maaien. Maar in de praktijk melken kuilen met 1000 VEM eigenlijk nooit zo goed als je op basis van de voederwaarde zou verwachten. Deze snel verteerbare kuilen belasten de pens van de koe dusdanig dat de benutting van het ruwvoer niet optimaal is. Daarom is extra aandacht nodig bij kuilen met 1000 VEM in de rantsoensamenstelling.
Het alternatief - het maaien uitstellen - werkt in de praktijk niet altijd. Soms zit het weer net niet mee, waardoor je het risico loopt dat je te lang moet wachten met maaien en het gras te ver doorgeschoten is. Je hebt dan wel meer structuur in je kuil gekregen maar nu is het een trage kuil met weinig voederwaarde.
De invloed van het droge stof gehalte en maaimoment
Wat een koe écht kan met een rantsoen is uiteindelijk belangrijker kan dan de hoogte van de voederwaarde van verschillende kuilen. Met Penskarakter, onderdeel van het voederwaarde onderzoek, wordt van iedere kuil de verteringssnelheid gemeten. Is hij te snel of te traag? Er is een aantal factoren die de snelheid kunnen beïnvloeden:
- Maaimoment: De verteringssnelheid van een jonge of lichte snede is veel hoger dan van een zware maaisnede met een vergelijkbaar bemestingsniveau. Dit komt doordat er meer ‘verhouting’ optreedt naarmate het gras langer staat. Het gras is moeilijker verteerbaar.
- Het gehalte droge stof (DS): Hoe lager het DS-gehalte (natte kuil), hoe meer suikers, maar ook eiwitten worden omgezet in zuren. Dit proces zorgt voor een snelle pH-daling van de kuil. De zuren in de kuil zorgen er vervolgens voor dat de celwanden van het gras al ‘voorverteerd’ kunnen worden. Zo zie je bijvoorbeeld ook dat nattere kuilen een hoger gehalte ammoniak (NH3) hebben. In de pens van de koe worden nattere kuilen gemakkelijker en sneller verteerd dan een droge kuil.