'Sturen op organische stof en bodemleven'
23 juli 2024 - Expertartikel
Een gezonde bodem en minimale impact op de omgeving zijn leidend in de bedrijfsvoering op het akkerbouwbedrijf van Liane den Besten. Regelmatig grondonderzoek door Eurofins is daarbij de basis. In een interview vertelt Liane enthousiast over het bedrijf, over de Eurofins-onderzoeken die zij laat uitgevoeren op haar percelen en over structureel werken aan een gezonde bodem.
In 2018 nam Liane den Besten, na een carrièreswitch, het familiebedrijf Maatschap Boeijenk samen met haar partner Sebastiaan over. In Winterswijk telen zij op 90 ha (inclusief pachtland) nu consumptieaardappelen, zomergerst, wintertarwe, luzerne, veldbonen en suikerbieten.
Waar kijk je als eerste naar, als je een verslag van Eurofins krijgt?
“Als ik een grondverslag ontvang, kijk ik als eerste naar het organische stofgehalte. We zitten op zandgrond en het organische stofgehalte is boven 4%. Dat is heel netjes en we doen er alles aan om dat gehalte op peil te houden.”
“Onze familie is altijd goed met de grond om gegaan. Er is steeds op tijd bekalkt en er is veel aandacht geweest voor rustgewassen. Nu werken we aan een verruiming van het bouwplan van 1 op 4 naar 1 op 6 met aardappelen en suikerbieten. Groenbemesters hebben hierin een belangrijke plek. In de rotatie wordt het rustgewas geteeld voor de aardappelen en de suikerbieten, zodat deze gewassen optimaal gebruik kunnen maken van de goede bodemstructuur achtergelaten door de rustgewassen.”
Welke parameters vind je naast organische stof belangrijk?
“We kijken ook altijd naar het bodemleven. Recent hebben we een aantal percelen aangekocht, waarop blijvend grasland heeft gestaan. Tot mijn vreugde deden de oude familie-akkerbouwpercelen niet onder voor deze nieuwe percelen qua schimmels en bacteriën.
Afgelopen januari is er een BemestingsWijzer gestoken op een perceel waar veldbonen hadden gestaan; onder andere om te achterhalen welk effect de veldbonenteelt heeft gehad op de bodem. Hier viel met name op dat de C/N-ratio hoog was. Dat wil zeggen dat er veel koolstof in de organische stof zit en minder stikstof. De organische stof breekt daardoor moeilijker af, en laat minder stikstof vrijkomen in het seizoen. Voordeel daarvan is wel, dat de hoeveelheid organische stof in de bodem daardoor makkelijker kan toenemen.”
"Om optimale managementkeuzes te kunnen maken
en om voorbereid te zijn op de toekomst is inzicht
in de beschikbaarheid van nutriënten in de bodem
en de opname door het gewas echt onmisbaar!”
Wat betekent dit inzicht voor de bemesting?
“We gaan heel bewust om met bemesting. Er wordt zorgvuldig naar de behoeftes van grond en gewas gekeken. De mestruimte wordt nu niet altijd volledig gevuld, de behoeftes zijn leidend op ons bedrijf. Ik onderzoek zelf ook stikstof op meerdere lagen (0-30, 30-60 en 60-90). Ik ben namelijk graag goed op de hoogte van de situatie op mijn percelen, ook om voorbereid te zijn op eventuele maatregelen op bedrijfsniveau.”
“Om dezelfde reden zorgen we ervoor dat er nooit tot aan de slootkanten wordt bemest. Dit geldt natuurlijk voor alle percelen, maar we letten extra op bij percelen die langs KRW (kaderrichtlijn water)-beken en ecologisch kwetsbare waterlopen liggen. Hier houden we de gewassen en mogelijke uitspoeling extra in de gaten.”
Hoe verloopt het seizoen tot nog toe, heb je last van de natte omstandigheden?
“Ja zeker! Ook wij hebben last van de nattigheid: alles is later de grond in gegaan. Bovendien zijn er stukken waar helemaal niet kon worden gepoot. Hier hebben we uiteindelijk luzerne gezaaid. Ook de bieten hebben op de natte stukken waterschade opgelopen. Bovendien is de schimmeldruk door het vocht erg hoog, en moet er meer dan gewoonlijk gespoten worden tegen Phytophtora. Wat het qua opbrengsten gaat worden, is nog onduidelijk. Daarover durf ik nog geen uitspraak te doen.”
Wat zijn je plannen voor de toekomst als het gaat om grond- en gewasonderzoek?
“Meten is weten. Daarom willen we doorgaan met het verder verzamelen van data over de verschillende percelen. Om optimale managementkeuzes te kunnen maken en om voorbereid te zijn op de toekomst is inzicht in de beschikbaarheid van nutriënten in de bodem en in de opname door het gewas echt onmisbaar!”