Nieuwe parameters in bijmestonderzoek
10 mei 2021 - Nieuwsberichten
Wisselend weer maakt de start van dit seizoen lastig. Hoeveel nutriënten zijn er beschikbaar en hoeveel neemt het gewas op? Bijmestonderzoek geeft inzicht. Eurofins Agro levert drie soorten bijmestonderzoek. Twee daarvan zijn recent uitgebreid met de bepaling van extra sporenelementen, pH en EC.
Om optimaal te bemesten tijdens het groeiseizoen is bijmestonderzoek nodig. Het wisselende weer van de laatste tijd maakt de gehaltes van nutriënten in de bodem erg onvoorspelbaar. Door het koude voorjaar komt de mineralisatie langzamer op gang. Het bijmestonderzoek is vorig jaar uitgebreid om beter inzicht te krijgen in welke nutriënten op welk moment het beste kunnen worden bijbemest.
Drie soorten bijmestonderzoek
Eurofins Agro biedt verschillende vormen van bijmestonderzoek aan.
- Stikstofonderzoek is het beperkte onderzoek waarbij alleen naar de hoeveelheid mineral stikstof wordt gekeken.
- BodemCheck is een snel, uitgebreid grondonderzoek waarin de hoeveelheid direct beschikbare nutriënten wordt bepaald tijdens het groeiseizoen. Dit zijn de nutriënten die opgelost zitten in het bodemvocht en waar het gewas direct toegang toe heeft.
- BijmestMonitor combineert een bodem- en gewasonderzoek en houdt óók rekening met de nutriënten die het gewas heeft opgenomen. Soms zijn nutriënten wel voldoende aanwezig in de bodem, maar is de opname onvoldoende. De combinatie van bodem en gewas geeft extra inzicht in welke nutriënten de zwakste schakel zijn en of er sprake is van bijvoorbeeld verdringing bij de opname.
Op beide verslagen vind je een advies dat rekening houdt met nalevering vanuit de bodem. Het advies van BodemCheck en BijmestMonitor bestaat uit twee delen, namelijk een advies voor de komende vier weken en een advies tot het einde van de teelt.
Sporenelementen uitgebreid
Sporenelementen zijn voor veel processen in een gewas van cruciaal belang. Het beschikbare gehalte van verschillende sporenelementen in de bodem is echter een onzekere factor tijdens de teelt.
Het bijmestonderzoek is vorig jaar uitgebreid met de sporenelementen natrium (Na), koper (Cu), kobalt (Co), molybdeen (Mo) en selenium (Se). Gewassen hebben deze sporenelementen nodig voor het functioneren van de enzymsystemen voor de groei. Ook zijn deze elementen belangrijk voor de weerbaarheid van gewassen tegen ziekten en slechte weersomstandigheden.
pH in veldvochtige grond
Nieuw is analyse van de pH-CaCl2 in het bijmestonderzoek. Deze pH wordt gemeten in veldvochtige grond waardoor het om een momentopname gaat. De pH kan tijdens de teelt wat fluctueren door bijvoorbeeld droogte (verdringing H+-kationen) en het toedienen van meststoffen.
Ook heeft het verschil in opname van kationen en anionen door het gewas tijdens het groeiseizoen een effect op de pH. De opname van kationen door planten, zoals NH4+, K+, Ca2+ en Mg2+, leidt tot een uitscheiding van H+‑ionen, die verzuring geven in het wortelmilieu. De opname van anionen, zoals NO3-, H2PO4-, HPO42-, PO43- en SO42- leidt tot een uitscheiding van OH--ionen, die basisch werken.
Op basis van deze pH kan geen bekalkingsadvies worden gegeven. Hiervoor dient de pH gemeten te worden in gedroogde grond zoals bij BemestingsWijzer. Toch kan de pH tijdens de teelt voor bijmestonderzoek relevante informatie leveren. Zo kan het verklaren waarom bepaalde nutriënten slecht of juist in overmaat beschikbaar zijn. Ook kan de actuele pH worden meegenomen in de keuze van de meststof om bij te sturen.
Geleidbaarheid (EC)
Op het verslag van BodemCheck en BijmestMonitor staat voortaan ook de EC van de bodemoplossing. Deze parameter staat voor Electric Conductivity (EC), oftewel elektrische geleidbaarheid. Kort gezegd geeft de EC informatie over het totale zoutgehalte van de bodem, dus alle opgeloste mineralen en zouten in het bodemvocht. En is zo een maat voor eventuele verzilting.
Bij een te hoge EC onttrekt de bodem via osmose water uit de wortels van de plant en deze droogt daardoor uit. Deze wateronttrekking door een teveel aan zouten wordt ook wel ’verbranding’ genoemd. Verschillende gewassen kunnen in meer of mindere mate gevoelig zijn voor een te hoge EC. Bij een te lage EC kunnen er kwaliteitsproblemen ontstaan omdat bepaalde nutriënten ontbreken voor de voeding van de plant.
Tabel 1: Het effect van EC op de groei van gewassen en de zoutgevoeligheid van verschillende gewassen.
Bron: Wageningen University en FAO.
EC |
Effect op de groei van gewassen |
< 1,0 |
Verwaarloosbaar effect op de meeste gewassen |
1–2 |
Opbrengstdaling van zeer zoutgevoelige gewassen zoals ui, bonen, erwten, peen, bloembollen en groot- en kleinfruit |
2-4 |
Opbrengstdaling van matig gevoelige gewassen zoals aardappel, koolsoorten, sla, spinazie, prei, klaver en mais |
4-16 |
Enkel tolerante gewassen kunnen groeien zoals bieten, andijvie, asperges, koolzaad, granen en gras |
>16 |
Enkel zoutminnende planten overleven zoals zeekraal |
Meer weten?
Neem contact op met klantenservice.agro@eurofins.com