N-index
Om te bepalen of de stikstofvoorziening van een grassnede voldoende is geweest, is veel informatie nodig. Dit hangt namelijk niet alleen af van de stikstofbemesting, maar ook van de grondsoort en de stikstofnalevering door de bodem. Ook het groeistadium van het gewas, ofwel de zwaarte van de snede is van belang. Bij dezelfde N-voorziening heeft een jong gemaaide snede een hoger eiwitgehalte dan een laat gemaaide snede.
Om graskuilen, die uiteraard verschillen in samenstelling, goed met elkaar te kunnen vergelijken op de juiste N-voorziening, moet rekening worden gehouden met alle genoemde variabelen. Ook met bijvoorbeeld stikstof in de kuil in de vorm van ammoniak, meegenomen in het kengetal totaal ruw eiwit en het K-getal voor de aanwezige kali in de bodem, omdat dit het eiwitgehalte beïnvloedt.
NDF
De correctie voor het groeistadium van het gewas gebeurt door alle kuilen te standaardiseren naar een NDF, de gemiddelde Nederlandse graskuil (522 g/kg droge stof). NDF staat voor de celwandfractie en is een maat voor het groeistadium en de verhouting van het gewas. Hoe jonger gras wordt gemaaid, hoe lager het NDF-gehalte en hoe meer celinhoud (ruwe anorganische stof, vet, eiwit en suiker). Zwaardere sneden met hoge ds-opbrengsten hebben door ‘verdunning’ lagere eiwitgehaltes, maar vaak wel meer structuur door verhouting van het gewas. In de berekening van de N-index zijn alle belangrijke variabelen meegenomen en verwerkt tot één praktisch kengetal. Daarmee is direct te zien of de stikstofvoorziening in relatie tot de kuilkwaliteit goed was.
Verhouding eiwit en suiker
Als de N-index in het streeftraject ligt, dan is de eiwit-suikerverhouding van de graskuil goed. Dat is belangrijk omdat voldoende suiker nodig is voor een goede conservering van een kuil. Een hoge N-index kan duiden op een gebrek aan zonlicht bij de grasoogst waardoor er te weinig suiker is gevormd en/ of te veel suiker ’s nachts is omgezet naar droge stof. Dan ontstaat door een suboptimale voederwinning een minder gunstige eiwit-suikerverhouding in de kuil, met een slechte conservering tot gevolg. Daardoor verliest de kuil organische stof en wordt de graskuil minder efficiënt omgezet in melk. Als de N-index afwijkt van de streefwaarde, dan kan worden bijgestuurd met lagere of hogere stikstofgiften of door eerder of later te maaien en oogsten na zonnig weer. Het voederwaardeverslag geeft adviezen op maat over hoe de kwaliteit van graskuilen te verbeteren.