W-bemonstering

Voor het bepalen van de nutriënten in de grond, wordt een perceel bemonsterd. Voor goed bodemmanagement en een optimale opbrengst is het van belang dat de bemonstering een representatief beeld geeft van de aanwezige nutriënten in de bodem.

De huismethode van Eurofins Agro is bemonstering volgens een W-patroon. Dit betekent dat de monsternemer in een W-patroon over het perceel heeft gelopen en daarbij minstens 40 steken tot 25 cm (akkerbouw) of 10 cm (grasland) heeft genomen. De grond van deze 40 steken gaat in 1 grondzak en vormt het mengmonster waarmee de analyse wordt uitgevoerd.

Waarom 40 keer prikken?

Van Erp & Krekels (1989) hebben in een studie gekeken naar de invloed van het aantal grondsteken (minimaal 1, maximaal 64) op de betrouwbaarheid van de gevonden Nmineraal-voorraad (0-60 cm) in de bodem van meerdere proefvlakken. Van Erp en Krekels concludeerden dat de betrouwbaarheid van de analyse toenam bij een groter aantal steken.

Uit figuur 1 (bewerkte gegevens Van Erp en Krekels) blijkt dat bij 20 steken de Nmineraal-voorraad varieert van 45 tot 75 kg/ha; dit is een afwijking van circa 20% ten opzichte van de werkelijke waarde (56 kgN/ha). Bij 40 steken is de afwijking van de werkelijke waarde veel kleiner, namelijk ongeveer 8% (range = 53 tot 60 kg N/ha).

Figuur 1: Effect van aantal submonsters op het Nmineraal-gehalte. Bron: Van Erp & Krekels (bewerkt).

Waarom een W-patroon?

Om verschillende bemonsteringstrategieën te testen, heeft  Aad Termorshuizen in 2009 een simulatiestudie uitgevoerd. Hierbij zijn percelen van 2 ha gecreëerd met variatie in de nutriëntenverdeling en zijn verschillende bemonsteringspatronen (40 random prikken, in 40 horizontale strips, 40 verticale strips, 40 blokken, W-patroon met 40 steken) daarop getest. Bij ieder patroon is er in totaal 40 keer gestoken en is het gemiddelde van deze 40 steken bepaald en vergeleken met wat het resultaat (= 100) zou moeten zijn.

Hieronder het resultaat van twee simulaties, namelijk van een relatief homogeen perceel en een heterogeen perceel. Hoe donkerder de kleur, hoe hoger de nutriëntconcentratie. Voor beide percelen geldt dat de gemiddelde nutriëntconcentratie voor het gehele perceel gelijk aan 100 is. Het verschil zit hem dus in de verdeling over het perceel.

Figuur 2: Een relatief homogeen perceel (links) en een heterogeen perceel (rechts). De lijnen geven de bemonstering volgens het W-patroon weer. Bron: Intern Rapport (A. Termorshuizen 2009)

In onderstaande tabel  zijn de resultaten van de verschillende bemonsteringspatronen weergegeven voor deze twee situaties. Verschillen tussen de patronen zijn klein, en allen wijken minder dan 10% af van het gemiddelde. Het W-patroon geeft in beide situaties een resultaat wat nauwelijks afwijkt van de verwachte concentratie.

Tabel 1: Gemiddelde nutriëntconcentratie bepaald met verschillende bemonsteringspatronen in een homogene en een heterogene situatie. De gemiddelde concentratie van het nutriënt in elke situatie is gesteld op 100. Bron: Intern Rapport (A. Termorshuizen 2009)

 
  Nutrientenconcentratie
in het perceel 
    
   
Patroon Homogeen Heterogeen  
Random 94 91  
Strips verticaal 94 94  
Strips horizontaal 93 93  
Blokken 93 95  
W-patroon 95 98  
       

Uit deze studies blijkt dat de W-methode met 40 steken, die de monsternemers van Eurofins Agro hanteren, voor zowel homogene als heterogene percelen een goed representatief beeld van de nutriëntenconcentratie geeft.

Referentie: Van Erp, P.J., Krekels, L. 1989. Variatie in de voorraad minerale stikstof in dalgronden in het voorjaar. Verslag 89.06, NMI.