Zwavel (S) - veehouderij

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de rol van zwavel in de veehouderij en paard, en zwavel in de bodem en gewassen.

Zwavel in veehouderij

Zwavel (S) heeft een belangrijke rol bij de eiwitproductie, zowel in dieren als in planten, omdat het een bestanddeel is van de zwavelhoudende aminozuren (methionine en cysteine). Bij herkauwers is het dan ook van essentieel belang bij de productie van microbieel eiwit. Daarnaast is zwavel onder meer een onderdeel van de B-vitaminen thiamine en biotine en van het hormoon insuline.

  Behoefte aan Zwavel (CVB, 2016)
Categorie g/kgds
Jongvee vanaf 4 maanden 1,5
Jongvee vanaf 9 maanden 1,5
Jongvee vanaf 16 maanden 1,5
Droog 8-3 wkn tot afkalven 1,5
Droog 3-0 wkn tot afkalven 1,5
Melkgevend (20 kg) 2,0
Melkgevend (40 kg) 2,0

Zwaveltekort

Een zwaveltekort geeft aspecifiek symptomen zoal een verminderde voeropname en productie als gevolg van verminderde microbiële activiteit in de pens. Andere symptomen die kunnen worden waargenomen zijn een dof haarkleed, ‘speekselen’ en vochtige ogen.

Zwaveloverschot

Een zwaveloverschot kan relatief gemakkelijk ontstaan; bij 3-4 g/kgds kunnen al verschijnselen optreden. Het CVB (2005) geeft een toxische grens aan voor zwavel van 4 g/kgds (bij chronisch hoge gehalten). Een acute overmaat aan zwavel (in de vorm van sulfiet) beïnvloedt het zenuwstelsel en leidt tot darmontstekingen, blindheid, spiertrekkingen, diarree en uitdroging, long- en nierschade en bloedingen. In de vorm van sulfaat zijn de symptomen minder ernstig en ontstaat met name osmotische diarree. Wanneer het sulfaatoverschot chronisch is, kan daarnaast een kopertekort ontstaan.

Hieronder vindt u meer informatie over zwavel.

S-index uitgelegd 

Sturen op eiwitkwaliteit

Zwavel bij 2e snede